Anoniem, Karbouw met jongetje op de rug, eerste helft 20ste eeuw
Brons, 18 x 30 x 16 cm
Objectnummer R3509

Jovanka Wanadya
Jovanka Wanadya onderzoekt als sinologe en masterstudente antropologie aan de National Taiwan University de politieke en juridische gevolgen van (post)koloniale erfgoedpraktijken in het huidige Indonesië. Zij besteedt speciale aandacht aan het beheer van UNESCO-sites als Borobudur en Sangiran, maar is ook geïntrigeerd door de sociale dynamiek tussen de Taiwanese Aboriginals en de Han-Chinese bevolking.

Jovanka Wanadya

"Een karbouw (‘kerbau’) of waterbuffel is een lastdier dat wordt gebruikt om de rijstvelden te bewerken. Het jongetje zit gekleed, maar blootsvoets op een bundel brandhout. Op het platteland in Indië hielpen kinderen vaak mee op het land en werkten ze bijna net zo hard als de karbouw. Dit komt tot op de dag van vandaag nog voor. De ‘sawah’ (rijstveld) is te modderig om er doorheen te waden, vandaar dat het jongetje geen schoeisel draagt. Met name in de 19de eeuw, ten tijde van grote constructieprojecten of oogsten, dienden werkers of boeren zelf de karbouwen te faciliteren. Met oog op winstmaximalisatie bood de koloniale overheid geen enkele ondersteuning. Zodoende werden inheemse arbeiders veelvuldig benadeeld. Ze ontvingen geen financiële compensatie en riskeerden hun gehele levensonderhoud door hun eigen karbouw of werktuigen in te zetten. Een andere indicatie voor de sociaaleconomische achtergrond van het jongetje is zijn simpele kleding. De Ethische Politiek in de eerste helft van de twintigste eeuw leidde ertoe dat de koloniale regering in Indië de conventionele klederdracht ging voorschrijven. Inheemsen mochten alleen ‘inheemse’ of niet-Westerse kleding dragen, zoals een ‘sarong’, ‘kebaya’ of wat men zich maar kon veroorloven."

De ‘sawah’ (rijstveld) is te modderig om er doorheen te waden, vandaar dat het jongetje geen schoeisel draagt.

Anoniem, Karbouw met jongetje op de rug, eerste helft 20ste eeuw Object R3509
Anoniem, Karbouw met jongetje op de rug, eerste helft 20ste eeuw
Hasti Tarekat Dipowijoyo
Hasti Tarekat Dipowijoyo is oprichter van Heritage hands-on. Zij studeerde sociologie, stadsplanning en duurzame ontwikkeling en bereidt een proefschrift voor aan de Universiteit Leiden over de ontwikkelingen rond erfgoed in Indonesië. Hasti ontving de UNESCO Asia Pacific Heritage Award en fellowships van LEAD (Leadership for Environment and Development) en Salzburg Global Seminar.

Hasti Tarekat Dipowijoyo

"Een buffel, een jongen en zijn ‘seruling bamboo’ (bamboefluit) zijn typische elementen in de Indonesische kunst; ze zijn onderwerp van schilderijen, sculpturen, schetsen, films, verhalen en nog veel meer. We noemen de jongen ‘penggembala kerbau’, buffelhoeder. Hij wordt afgebeeld met ontbloot bovenlijf en in de context van een ‘sawah’ (rijstveld). De fluit is gemaakt van bamboe, wat wordt geassocieerd met de veel voorkomende bamboestruiken op het platteland. De buffel is de meest waardevolle schat van het gezin en wordt vaak beschreven in kinderverhalen en traditionele overtuigingen als een dier met spirituele kracht. De jongen vertegenwoordigt over het algemeen het stereotype van een bescheiden en gehoorzame zoon die zijn plicht vervult, nadat hij ’s middags van school is teruggekomen.

De schilders Sudjono Abdullah en Basoeki Abdullah zijn bekend door hun werken met de titel Penggembala kerbau. Sapardi Djoko Damono schreef de roman Hujan Bulan Juni over de heilige Kyai Slamet, een witte buffel uit Keraton Kasunanan, Surakarta, die meerdere keren per jaar door middel van ceremonies heiligingen ontvangt."

Oscar Ekkelboom
Oscar Ekkelboom volgt het masterprogramma Curating Art and Cultures van de Vrije Universiteit in Amsterdam en werkt als conservator in opleiding bij het Rijksmuseum afdeling 20ste eeuw. Daarvoor studeerde hij kunstgeschiedenis in Nijmegen. Zijn onderzoek richt zich op artistieke uitingen van trauma en cultureel geheugen in de 20ste en 21ste eeuw.

Oscar Ekkelboom

"Een jongen zittend op een rund. Het is een veelvoorkomend thema in de Oost-Aziatische beeldcultuur, maar voorbeelden die zo gedetailleerd en natuurgetrouw zijn uitgewerkt als dit exemplaar zijn zeldzaam. Vooral in de Meiji periode (1868-1912) werd de os met ‘bokudo’, een jonge ossenherder (met fluit), een geliefd onderwerp in Japan.

De beeldtraditie kent een lange geschiedenis die teruggaat tot de 12de eeuw. De Chinese boeddhistische zenmeester Kuòān Shīyuǎn (ook: Kakuan Shien) stelde gedichten en illustraties samen in De tien ossenhoederbeelden. Het canonieke verhaal illustreert de tien stadia van de zenbeoefenaar om de geest volledig te zuiveren en te verlichten.

In de gedichten symboliseert de wilde os de inferieure geest van de jongen. Door de os te vangen en te bedwingen, verwezenlijkt de jongen zelfbewustzijn. In deze allegorie ligt de betekenis zen besloten. Na het temmen van de os kan de jongen kalm op het dier naar huis rijden. Deze bronzen sculptuur beeldt dat stadium van De tien ossenhoederbeelden uit: De os naar huis berijden."

De os naar huis berijden

Mounting the Ox, slowly I return homeward.
The voice of my flute intones through the evening.
Measuring with hand-beats the pulsating harmony,
            I direct the endless rhythm.
Whoever hears this melody will join me.

(Vertaling: D.T. Suzuki, The Ten Oxherding Pictures, 1948)