Tekst Aspha Bijnaar
Pilotonderzoek Sporen van slavernij en koloniaal verleden in de kunstcollectie
Met dit artikel wil de RCE de opgedane kennis en ervaring delen. Het dient als inspiratie voor musea en andere collectiebeherende instellingen om de eigen collectie te doorzoeken op sporen: op objecten die een relatie hebben met slavernij en koloniaal verleden.
‘Wij begonnen blanco, wat te onderzoeken, wat te vinden. We hadden koudwatervrees, maar hebben het rustig aangepakt.’ Zo omschreef een van de medewerkers de houding en het gevoel bij aanvang van de zoektocht naar sporen van slavernij en koloniaal verleden in de collectie die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert. De Rijkscollectie RCE bevat meer dan 100.000 objecten, zoals schilderijen, meubels, sculpturen, keramiek, tekeningen, prenten en affiches. De RCE maakt deze collectie digitaal toegankelijk op collectienederland.nl en geeft objecten in bruikleen aan musea, kastelen, historische huizen, erfgoedorganisaties, ministeries, Hoge Colleges van Staat en Nederlandse ambassades.
Aanleiding voor de zoektocht was de wens van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de Rijkscollectie RCE te doorzoeken op objecten die mogelijk een relatie hebben met slavernij en het koloniale verleden van Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd door Simone Vermaat en Margot Langelaan, respectievelijk senior conservator en onderzoeker bij de RCE, onder leiding van hun collega Hanna Pennock. Omdat de RCE niet eerder een vergelijkbaar onderzoek deed en het onduidelijk was hoeveel objecten aangetroffen zouden worden, is gekozen voor een pilotonderzoek. Het onderzoek vond plaats van juni 2018 tot en met juli 2019 en viel binnen het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed van de RCE.
Groeiende aandacht voor slavernij en koloniaal verleden
Het zijn roerige tijden in de Nederlandse museumsector. In oktober 2019 kondigde het Amsterdam Museum aan de term ‘Gouden Eeuw’ als synoniem voor de ‘17de eeuw’ in de ban te doen. Omdat armoede, oorlog, dwangarbeid en mensenhandel de keerzijde zijn van nationale trots, militaire glorie en economische voorspoed uit deze periode in onze geschiedenis, is de term ‘17de eeuw’ passender dan ‘Gouden Eeuw’, aldus het Amsterdam Museum. Het nieuws sloeg in als een bom en ontketende een heftige discussie.
Het slavernijverleden van Nederland en de erfenis hiervan is al jaren onderwerp van verwoed maatschappelijk debat. In dit debat staat ook het erfgoed zoals dat door musea wordt bewaard en gepresenteerd ter discussie. Wiens verhaal vertellen de musea, welke museale objecten getuigen hiervan en welke perspectieven missen we daarin? Sinds in 2001 onder de titel ‘Slaven en Schepen’ de eerste Nederlandse slavernijtentoonstelling in het Scheepvaartmuseum Amsterdam plaatsvond, wordt steeds duidelijker dat musea objecten hebben die gaan over het Nederlandse verleden van slavernij en kolonialisme. In navolging van het Scheepvaartmuseum stellen steeds meer musea en andere culturele instellingen tentoonstellingen samen over deze bladzijde uit onze geschiedenis. Hierdoor kan dit erfgoed beter worden ontsloten en getoond. Voorbeelden zijn het Tropenmuseum, Wereldmuseum Rotterdam, Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), Kunstmuseum Den Haag, Amsterdam Museum, Museum Hindeloopen, Stadsarchief Amsterdam, Mauritshuis, Museum Van Loon, Centraal Museum Utrecht, en vele andere. Het Rijksmuseum werkt op dit moment aan een grote tentoonstelling over slavernij die in het najaar van 2020 opent.
Dat explicieter naar slavernij- en koloniaal erfgoed moest worden gezocht, kwam voor het eerst naar voren toen in 2003, in opdracht van de Museumvereniging, vier onderzoekers de collecties van een aantal musea, bibliotheken en archieven doorzochten.1 Wat bleek? Ook op plaatsen waar de onderzoekers het helemaal niet verwachtten, vonden ze objecten die een relatie hebben met de koloniale en slavernijgeschiedenis van ons land. De studie kreeg daarom als motto mee: ‘Het slavernijverleden van Nederland is overal, als je maar goed kijkt.’ De resultaten van dit onderzoek werden in 2007 gepubliceerd in een boek dat de veelzeggende naam kreeg Op zoek naar de stilte. Sporen van het slavernijverleden in Nederland. Daarna zijn er over diverse plekken in Nederland boeken en gidsen gepubliceerd die sporen van slavernij en kolonialisme blootleggen: over Helmond, Amsterdam, Utrecht, Groningen, Den Haag, Haarlem en Leiden.
Het onderzoek van de RCE past hiermee in een trend waarin musea en andere culturele instellingen zich rekenschap geven van hun erfgoedcollecties aangaande kolonialisme en slavernij. Hiermee willen en kunnen ze verhalen vertellen vanuit verschillende invalshoeken en een meer divers publiek bereiken. Diversiteit, inclusiviteit en meerstemmigheid zijn in deze aanpak de sleutelwoorden.
Terwijl de RCE zich voorbereidde op het onderzoek, was er naast enthousiasme ook scepsis. Wat levert het op om dit onderzoek te doen? Wat verwachten we te vinden? Wellicht een paar items op een collectie van ruim 100.000 objecten? Moeten we het echt daarover hebben? Er is een adviesraad gevormd die de onderzoekers kritisch en ondersteunend heeft begeleid bij dit soort vragen.
Wat het team zou gaan vinden in de kunstcollectie, wist niemand nog, laat staan hoe het onderzoek aan te pakken. Pennock, Vermaat noch Langelaan hadden specialistische voorkennis over slavernij en het koloniale verleden, maar waren wel bekend met het onderwerp. Maar ze zouden gaan beginnen, gewoon beginnen.
Adviesraad
Ter ondersteuning van dit onderzoek stelde de RCE een adviesraad samen bestaande uit professionals uit de wereld van wetenschap en musea die zich bezighouden met (de geschiedenis van) slavernij en kolonialisme. De leden zijn divers in leeftijd, achtergrond, specialisatie, aanpak en strategie. De verwachting was dat deze professionals ieder met hun eigen ogen het onderzoek, de terminologie en de vondsten zouden beschouwen, waardoor er meer objecten ontsloten konden worden. De leden troffen elkaar aan de vergadertafels en in de depots om kritisch en constructief mee te denken over het verloop van het onderzoek en de objecten te bekijken.
Er zijn vier bijeenkomsten geweest met de adviesraad waarin de voortgang van het onderzoek, eventuele problemen en mogelijke oplossingen werden besproken. De adviesraad leverde zelf ook zoektermen en er zijn objecten tijdens de vergadering gepresenteerd: welke horen erbij en welke niet? Nemen we meubels en andere objecten op het gebied van kunstnijverheid op? Wat doen we met de talloze voorwerpen van keramiek en ivoor? Hoe registreren we de objecten die een relatie hebben met oriëntalisme? Wat zien we op een schilderij of meubelstuk, hoe minuscuul ook, dat ons informatie verschaft over slavernij of koloniaal verleden? [afb. 1]
Een van de onderzoekers vat de meerwaarde van de adviesraad als volgt samen: ‘Veel musea durven zich niet kwetsbaar op te stellen. Het beeld is dat musea alles weten. Maar dat is vaak niet zo. We moeten meer durven, meer open zijn. Het levert altijd wat op.’ Binnen de adviesraad werd ook besproken in hoeverre denigrerende of kwetsende termen in de titel van een object veranderd moesten worden. Er is besloten dat een titel die duidelijk door de kunstenaar zelf aan het object is gegeven, met aanhalingstekens in de registratie wordt opgenomen, zoals het schilderij ‘Sneeuwneger’ van Lucebert. Aanpassingen in de collectieregistratie zullen later volgen, na dit pilotonderzoek. Verder was het voor de onderzoekers en voor de leden van de adviesraad waardevol om vooraf aan elke vergadering te vernemen met welke projecten op het gebied van slavernij en koloniaal verleden de leden van de adviesraad bezig waren. ‘Deze uitwisseling gaf extra context aan het belang van deze pilot’, stellen de onderzoekers waarderend.
Het onderzoek via zoektermen
De belangrijkste vraag waar men zich voor geplaatst zag, was: hoe begin je te zoeken in een collectie van wel 100.000 objecten, die voornamelijk zijn ingedeeld naar herkomst en vervaardiger? Met dit onderzoek werd een nieuwe vraag gesteld aan de collectie. Er werd gekeken vanuit een thema dat niet eerder aan de orde was. Objecten zouden dus niet gemakkelijk te vinden zijn in het collectieregistratiesysteem, omdat ze niet zijn geregistreerd met trefwoorden die direct verwijzen naar slavernij of koloniaal verleden.
Voorafgaand aan het onderzoek schreven Dineke Stam en Ineke Mok op verzoek van de RCE een plan van aanpak: Verborgen in het volle zicht. Plan van aanpak voor de pilot Slavernij in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In dit plan namen ze een lijst met zoektermen op waarmee Langelaan en Vermaat aan de slag konden. Ook bevat het stuk veel nuttige informatie over het maatschappelijke debat over slavernij en kolonialisme, en activiteiten en lopende ontwikkelingen op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed. Daarnaast gaven de twee onderzoekers een workshop over dit thema voor het team van conservatoren, restauratoren en overige medewerkers van de afdeling Kunstcollecties van de RCE.
De aangereikte zoektermen uit dit plan van aanpak leverden de onderzoekers een beperkt aantal hits op, omdat deze specifieke terminologie niet gebruikt is in de collectiebeschrijvingen. Aanvullend is er toen een lijst van het Rijksmuseum gebruikt. Deze lijst omvat termen die men liever niet meer wil gebruiken in registraties en wil vervangen door minder kwetsende termen. Het gaat om terminologische veranderingen die het Rijksmuseum sinds 2015 doorvoert om beladen formuleringen en termen als ‘negerinnetje’ en ‘Hottentot’ te vervangen door meer neutrale en respectvolle woorden. In 2018 publiceerde het Nationaal Museum van Wereldculturen Woorden doen ertoe. Een Incomplete Gids voor woordkeuze binnen de culturele sector. Ook deze bron is gebruikt om de collectie te doorzoeken. Daarnaast is de adviesraad gevraagd om zoektermen te leveren. Tijdens het onderzoek werd de lijst verder aangevuld met termen die via associatie of vondsten naar boven kwamen, zoals ‘kleurling’, ‘Aboriginal’, ‘Kaukasisch’, ‘inboorling’, ‘knecht’. De nieuwe term gecombineerd met diverse zoekingangen op ‘titel’, bijvoorbeeld ‘raffles-stoel’ [afb. 2], of op ‘beschrijving’, zoals bij Luceberts tekening ‘pentekening van een indiaan met verentooi’ [afb. 3], of op ‘materiaal’ leverden extra resultaat op. ‘Het is dus raadzaam om niet te blijven hangen in een vaste set termen. Ook al heeft die set veel opgeleverd’, waarschuwen de onderzoekers.
Lijst met zoektermen
De nieuwe zoektermen zijn toegevoegd, waardoor er nu een uitgebreide lijst beschikbaar is. ‘Uitputtend of compleet is zo’n lijst niet’, merken de onderzoekers op. ‘Hij zal voortdurend aangevuld worden naarmate meer slavernij- en koloniaal erfgoed wordt ontsloten.’
Naast het algemene zoeken was er ook een specifieke zoekactie naar treffers in de zogenaamde C-collectie. Deze deelcollectie omvat voornamelijk (familie)portretten, oude kunst en andere voorwerpen die via legaten zijn verworven. De zoekopdracht in de collectie portretten, ook handmatig in bakken met de oorspronkelijke inventariskaarten, leverde aardig wat op: portretten van gouverneurs en andere notabelen, al dan niet poserend met een anonieme zwarte persoon op de achtergrond. Wat bij enkele van deze portretten, zoals bij dat van Anna de Bye, meteen opviel, was dat de zwarte persoon niet in de beschrijving was opgenomen. Laat staan dat er meer over hem vermeld stond. Juist deze onopvallende en onbekende zwarte persoon kon een verwijzing zijn naar ons slavernij- of koloniaal verleden.
Op de oude inventariskaarten bleek vaak wel extra informatie te vinden over de functies die een historische persoon had bekleed, bij welke organisaties en in welke periode hij had gediend. Nader onderzoek moet aantonen of deze historische personen een rol hebben gespeeld in slavernij en het koloniale verleden van Nederland. Een voorbeeld hiervan is het portret van Arnold van Tets. Een van de onderzoekers: ‘Hoe meer bekend is over de persoon, hoe beter de RCE het object in context kan plaatsen, hoe beter we deze stukken in de toekomst kunnen uitlenen.’
Soms leverde een oude zwart-witfoto op de inventariskaart meer informatie op dan een slecht leesbare digitale scan in het registratiesysteem. Als het object in huis was, werd het in het depot bekeken voor verder onderzoek. Dat hield in gewoon goed kijken en je afvragen: wat zeggen de palmbomen of het zeilschip op dit schilderij? [afb. 4 en 5]
Gedurende het onderzoek werd duidelijk dat het tegelijkertijd gebruikmaken van verschillende zoekstrategieën beter werkte dan het volgen van vooraf vastgestelde stappen. De aanpak bestond uit het doorzoeken van het collectieregistratiesysteem, het nakijken van de inventariskaarten en de documentatie en indien mogelijk het bekijken van het object in het depot. Omdat alle medewerkers van de afdeling Kunstcollecties op de hoogte waren van het onderzoek, werden de onderzoekers door hen regelmatig geattendeerd op objecten die mogelijk van belang konden zijn. [afb. 6] Zo werden tijdens de dagelijkse collectiewerkzaamheden objecten opgemerkt die niet op een andere manier ‘gevonden’ hadden kunnen worden.
Het onderzoek via deze ingangen leverde ongeveer 2000 zeer diverse objecten op, daterend van de 17de tot de late 20ste eeuw, in alle onderdelen van de collectie. De zoekingang ‘materiaal’ leverde veel hits op: objecten van tropisch hout, keramiek en porselein, objecten van ivoor of waarin ivoor is verwerkt. [afb. 7] Hoewel veel van deze materiaalsoorten een relatie hebben met handel uit het verleden is daarmee niet gezegd dat het betreffende object rechtstreeks voortkomt uit, of gerelateerd is aan de geschiedenis van kolonialisme of slavernij. Bij bespreking met de adviesraad werd duidelijk dat we nog weinig weten over de context van toegepaste kunst en kunstnijverheid (zoals meubelen, zilver- en lakwerk, porselein en aardewerk). Dit soort objecten vormt eigenlijk de materiële neerslag van de complexe uitwisseling van personen, objecten, materialen en kennis tussen Oost en West en Nederland en Azië in het bijzonder. Maar om te bepalen wat de verhouding is van deze objecten tot slavernij, kolonialisme of ‘gewoon handel’ en door wie en voor wie zij zijn gemaakt, is meer specialistisch onderzoek nodig. Om deze redenen zijn objecten van ivoor, keramiek en tropische houtsoorten niet in het pilotonderzoek opgenomen. Een uitzondering hierop vormen twee suikerstrooiers van porselein uit de 17de eeuw, die een directe relatie hebben met slavenarbeid op de suikerplantages, en een bord van De Porceleyne Fles uit 1917 dat ook een directe connectie heeft: het is gemaakt ter herdenking van het 250-jarig bestaan van de kolonie Suriname. [afb. 8]
Slavernij of koloniaal verleden?
De twijfel over de historische context was ook sterk aanwezig bij de vele 20ste-eeuwse kunstwerken die de onderzoekers vonden, zoals schilderijen en affiches. Vooral bij objecten uit de jaren vijftig en zestig waren er stereotiepe beelden en/of woorden te vinden, zoals ‘negerkunst’, [afb. 9] ‘kannibalen’ en ‘negervrouw’. Stereotypen van mensen van kleur behoren tot de koloniale erfenis en ons slavernijverleden. Registreren we zulke objecten als verwijzend naar slavernij of verwijzend naar kolonialisme? Dit is een belangrijke vraag, omdat de meeste vondsten uit dit onderzoek vervaardigd zijn in de periode na de afschaffing van de trans-Atlantische slavernij, dus na de jaren zestig van de negentiende eeuw.
Een andere manier van ontsluiten
Het is een uitdaging om de gevonden objecten die een relatie hebben met slavernij en koloniaal verleden goed vindbaar te maken in de collectiedatabase. Enerzijds moet de registratie per object worden aangevuld met trefwoorden in de velden waarop gezocht kan worden. Anderzijds zal er een ordening gemaakt moeten worden waardoor al deze verschillende objecten ook als een deelcollectie vindbaar en doorzoekbaar zijn en waar nieuwe ‘vondsten’ aan toegevoegd kunnen worden. Na advies ingewonnen te hebben bij het Rijksmuseum en bij het Nationaal Museum van Wereldculturen is ervoor gekozen om te registreren volgens de collectiethesaurus. Er is een apart tabblad aangemaakt in het registratiesysteem met de naam ‘Thema’. Hierin zijn twee algemene thema’s aangemaakt: ‘Verband houdend met slavernij’ en ‘Verband houdend met het koloniale systeem’. De gevonden objecten zullen onder deze twee thema’s worden ondergebracht. De 20ste-eeuwse objecten kunnen vervolgens worden gerubriceerd onder het specifieke thema ‘Doorwerking van slavernij’, een verbijzondering van het algemene thema ‘Verband houdend met slavernij’. Voor onderzoekers, studenten, conservatoren en tentoonstellingsmakers wordt het zo mogelijk objecten die een relatie hebben met slavernij en koloniaal verleden te vinden in de database. De volgende fase na dit pilotonderzoek is het aanpassen van de titels en beschrijvingen in de collectieregistratie die onvolledig, achterhaald, kwetsend of denigrerend zijn.
Virtuele tentoonstelling
Een beeld van wat het onderzoek Sporen van slavernij en koloniaal verleden in de kunstcollectie heeft opgeleverd, is te zien in de virtuele tentoonstelling. Deze toont een representatieve selectie van 25 bijzondere objecten die een relatie hebben met slavernij of koloniaal verleden. De presentatie is een dwarsdoorsnede van de vondsten naar soort object, thema en tijdvak. Elk afzonderlijk object is door diverse experts vanuit verschillende invalshoeken beschreven: vanuit (kunst)historisch perspectief, vanuit de specifieke optiek en kennis van de auteur of vanuit een gevoelsmatig perspectief. Zo schreven er in totaal 31 auteurs over de objecten. Dit is voor de RCE een eerste stap in het presenteren van erfgoed vanuit meerstemmigheid.
Eye opener
Voor de onderzoekers was het project een eye opener; het was leerzaam om de collectie te doorzoeken en te bevragen vanuit een ander dan het museale kunsthistorische perspectief. ‘De samenwerking met de adviesraad, het bespreken van objecten, termen en begrippen was enorm waardevol. Door de collega’s te informeren droeg het project ook bij aan een bredere algemene bewustwording van onderwerpen waar we eigenlijk zo weinig van weten. En het leverde veel enthousiast meedenkende en meekijkende collega’s op. Zo wees een behoudsmedewerker ons op het bijzondere beslag op een 17de-eeuwse vitrinekast [afb. 10] en een restaurator op een schilderij met de titel ‘Doctor Verwoerd’ dat duidelijk verwees naar de grondlegger van Apartheid. [afb. 11] Twee objecten die anders niet in verband zouden zijn gebracht met het pilotonderzoek. Het onderzoek is nog niet ‘af’. We realiseren ons dat er regelmatig objecten zullen opduiken die we nog niet eerder vanuit dit perspectief geduid hebben. Het heeft onze blik voorgoed veranderd.’
Tips van de onderzoekers
- Gebruik als start de lijst met termen. Gebruik ze om te zoeken in je eigen collectie en vul de lijst aan met nieuwe termen die je vindt.
- Onze aanpak is geen model; zoek de aanpak die past bij de omgang met de collectie en de wijze waarop de collectie is ontsloten.
- Begin gewoon met het onderzoek en denk niet bij voorbaat dat er niets te vinden is. Bijna elk museum heeft wel objecten die gerelateerd zijn aan slavernij of koloniaal verleden.
- Beschrijf je werkwijze zo inzichtelijk mogelijk.
- Durf je als museum kwetsbaar op te stellen en benader ons en collega’s van andere musea met vragen.
-
Stel eventueel een adviesraad samen.
- Beschouw dit onderzoek als een proces waarin je de collega’s van je instelling meeneemt. Zo krijgt de museumsector meer kennis over dit thema en neemt de kennis over dit onderwerp en over de mogelijke gevoeligheid ervan toe.
Medewerkers RCE
- Hanna Pennock (projectleider)
- Simone Vermaat (senior conservator)
- Margot Langelaan (onderzoeker)
- Cor Mulders (registrator)
Leden Adviesraad
- Aspha Bijnaar (EducatieStudio)
- Mitchell Esajas (The Black Archives)
- Karwan Fatah-Black (Universiteit Leiden)
- Richard Kofi (Nationaal Museum van Wereldculturen)
- Elmer Kolfin (Universiteit van Amsterdam)
- Robin Lelijveld (Nationaal Museum van Wereldculturen)
- Wim Manuhutu (Migratie Museum)
- Ineke Mok (Bureau Cultuursporen)
- Eveline Sint Nicolaas (Rijksmuseum)
- Dineke Stam (Cultuurenco)
---
Noot
1. Het initiatief voor dit onderzoek kwam van wijlen Waldo Heilbron (directeur Suriname Museum) en Alex van Stipriaan (hoogleraar Caribische Geschiedenis Erasmus Universiteit Rotterdam).