Anoniem, De driemaster, 1774
Olieverf op doek, 138 x 134 cm
Objectnummer C603
In langdurig bruikleen bij Museum Kaap Skil, Texel
Foto: Paul van Wel
Eric Domela Nieuwenhuis
"Onder dit scheepsportret staat: ‘de JONGE LIEVE opderhee van TEXEL. UITGERUSTVOORBATAVIA inano 1774’. Het schip werd in 1759-1760 in opdracht van de VOC gebouwd en was ruim veertig meter lang en bijna twaalf meter breed. Het schilderij is in 1946 aan het Rijk geschonken door een nakomeling van een van de passagiers van het schip, de jurist Jan Jansz. Wichers. De Jonge Lieve vertrok op 15 september 1774 van Texel met ruim 230 opvarenden. Wichers stapte in Kaap de Goede Hoop over op het schip de Overhout en kwam op 19 juni 1775 aan in Batavia. Daar werd hij Raad van Justitie van het Kasteel.
De Jonge Lieve voer tussen 1761 en 1777 zeven keer naar de Oost en deed daar Batavia, Ceylon, Kanton en de Coromandelkust aan. Op de heenweg vervoer zij hoofdzakelijk geld, goud en scheepsmasten, op de terugweg koopwaar als thee, peper, textiel, tin en porselein. Slaafgemaakten vervoerde de Jonge Lieve zelden. De werknemers van de VOC mochten geen slaafgemaakten meenemen naar Nederland, behalve als begeleiders van kinderen. Zo begeleidde de slaafgemaakte Jeremias Carolusz. in 1764 de zesjarige Librecht van Bazel en in 1770 was Philander begeleider van de zeven jaar oude Johan Willem Schreuder."
Tom van der Molen
"Dit portret van het VOC-schip de Jonge Lieve is geschilderd in opdracht van Johan Wichers (1749-1816). Hij was benoemd tot Raad van Justitie in Batavia en voer daarom in 1774 met dit schip mee. De uit Groningen afkomstige familie Wichers was zeer nauw betrokken bij de koloniale handel. In Batavia zal Johan Wichers zijn naamgenoot en neef Johan Wichers (1748-1822) getroffen hebben die daar in 1773 als onderkoopman was aangekomen. De broer van de laatste, Jan Gerhard Wichers (1745-1808), was Gouverneur van Suriname van 1784-1790.
Het schilderij moest Wichers en zijn nakomelingen herinneren aan de eervolle start van zijn carrière in Azië, maar de werkelijkheid van de bootreis was grimmiger. Er heersten ziektes onderweg en 10 opvarenden zouden de tocht niet overleven. 295 dagen lang duurde de reis naar Batavia, aan boord waren 231 bemanningsleden waarvan de Nederlanders een minderheid vormden. De rest van de bemanning kwam elders uit Europa, maar er waren ook matrozen uit Colombo, de Kaapkolonie, Ambon en Batavia.
Na een tussenstop in de havenstad Praia op de Kaapverdische eilanden bleken onderweg naar Kaap de Goede Hoop 17 zwarte verstekelingen waaronder twee slaafgemaakten aan boord te zijn. Zij vluchtten voor een hongersnood op de eilanden. Bij aankomst in de Kaapkolonie bleken zij in die jaren niet de enige verstekelingen te zijn, tientallen Kaapverdiërs kwamen zo naar de zuidpunt van Afrika, tot ongenoegen van de autoriteiten. Er werd een poging gewaagd ze terug te laten verschepen door aanwezige Portugese schepen, maar die weigerden. De Kaapverdiërs bleven in de Kaapkolonie."
Martijn Manders
"Dit is een schilderij van het VOC-spiegelretourschip de Jonge Lieve. Ze was maar liefst 22 jaar lang in dienst van de VOC, vanaf 1759 tot 1781. Retourschepen waren speciaal ontworpen voor gebruik door de VOC. Er kon veel handel mee, maar ook bemanning en soldaten, soms wel meer dan 400! Want naast handelsschepen waren het ook geduchte oorlogsschepen. De VOC zette ze in om haar posten, maar ook de monopolies op de handelsroutes, te beschermen en zelfs haar invloedssferen uit te breiden.
De Jonge Lieve heeft veel reizen gemaakt. Dit waren zowel retourreizen – dus vanaf de rede van Texel tot Batavia en weer terug – als inter-Aziatische reizen naar China en India. Het schip is uiteindelijk opgelegd en afgebroken in Batavia.
Op dit schilderij straalt de Jonge Lieve met haar wapperende vlaggen en gebolde zeilen macht en avontuur uit. De kanonnen zijn al naar buiten geduwd, in de aanslag om te schieten. Wat we niet zien, zijn de slechte leefomstandigheden van met name de soldaten. Slechts een klein deel van hen kwam ooit terug uit de Oost. Voor de meeste zeelieden was een baan bij de VOC niet een eerste, maar meestal een laatste keus.
Het schip vertegenwoordigt macht en avontuur. Maar ook is het een symbool van onderdrukking van volkeren waarmee de VOC ‘zaken’ deed. Én van de opvarenden, waarvan bij terugkomst een groot deel geen kant meer op kon in de maatschappij. Alles voor de winst."