Anoniem, Gesigt van het Oost-indies Pakhuys te Delft, tweede kwart 18de eeuw
Ets, 17 x 19,8 cm
Objectnummer AA5682

Eveline Sint Nicolaas
Eveline Sint Nicolaas is senior conservator Geschiedenis van het Rijksmuseum. In 2018 verscheen haar boek ‘Ketens en banden. Suriname en Nederland sinds 1600’, over de Suriname-collectie van het Rijksmuseum. Eveline geeft leiding aan het team van conservatoren dat voor het najaar van 2020 een tentoonstelling voorbereidt over het Nederlandse slavernijverleden. Zij is tevens voorzitter van de werkgroep Terminologie van het Rijksmuseum.

Eveline Sint Nicolaas

"Als mij een paar jaar geleden was gevraagd iets te schrijven over deze ets van het Oost-Indisch Pakhuis in Delft, was het een heel andere tekst geworden. Ik had gekeken naar de rol van het pakhuis als plek waar specerijen en luxegoederen als zilver en porselein werden opgeslagen. Producten die met VOC-schepen vanuit Azië naar Nederland waren gekomen om vanuit de pakhuizen hun weg te vinden naar handelaren en particulieren. Door de publicatie Kleurrijke tragiek: de geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC van Matthias van Rossum (Verloren 2015) en de steeds grotere aandacht voor de rol van slavernij binnen het Aziatische koloniale systeem, kijk ik nu heel anders naar deze ets.

Er wordt steeds meer bekend over VOC-personeel dat naar Azië ging als bemanning van de koopvaardijschepen en ter plaatse probeerde een graantje mee te pikken van de handel in mensen. Slaafgemaakten werden ingekocht en geboeid in het ruim van de schepen vervoerd, tussen de officiële handelswaar. Bij een volgende tussenstop werden ze weer verkocht voor eigen gewin van de officieren. Deze mensenhandel viel buiten de administratie van de handelscompagnie en leverde de VOC-officieren extra inkomsten op waarmee ze terugkeerden naar Amsterdam, Hoorn, Rotterdam én Delft. Ook slaafgemaakten die in Indonesië tot het huispersoneel hadden behoord, werden meegenomen om in Nederland dezelfde rol te vervullen. Zo kwam Wange van Bali (1798-1869), een slaafgemaakte jongen, aan het begin van de negentiende eeuw vanuit het huidige Jakarta in Delft terecht. In 1866 schreef hij zijn memoires (www.wangevanbali.nl), een unieke bron waarin we kunnen lezen hoe hij als kind in handen viel van een slavenhandelaar. Hoe zou Wange naar deze ets van het Oost-Indisch Pakhuis hebben gekeken?"

Hoe zou Wange naar deze ets van het Oost-Indisch Pakhuis hebben gekeken?

AA5682 Anoniem, Gesigt van het Oost-indies Pakhuys te Delft (detail), tweede kwart 18de eeuw
Anoniem, Gesigt van het Oost-indies Pakhuys te Delft (detail), tweede kwart 18de eeuw
Wim Manuhutu
Wim Manuhutu studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht waar hij zich specialiseerde in de geschiedenis van Indonesië. Van 1987 tot 2009 was hij directeur van het Moluks Historisch Museum. Nu is hij als Manu2u actief op het gebied van erfgoed, cultuur en diversiteit. Tevens is hij docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Foto: Maria Lamslag

Wim Manuhutu

"Delft was naast Amsterdam, Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen en Middelburg een van de zes plaatsen met een afdeling – kamer genaamd – van de VOC. Met één vertegenwoordiger in het opperbestuur, de Heren Zeventien, behoorde Delft tot de kleine kamers.

Het Oost-Indisch Pakhuis aan de Oude Delft stamt uit 1653 en was een van de pakhuizen van de kamer Delft. In de pakhuizen werd behalve specerijen, zijde en thee uit Azië ook porselein uit China opgeslagen. De VOC liet in China op bestelling taferelen op porselein maken, maar in Delft ontwikkelde zich ook een industrie van plateelbakkers toen de aanvoer van porselein enkele decennia stokte. Daarmee werd de basis gelegd voor het beroemde Delfts blauw.

De betekenis van de VOC voor Delft was groot. De stad leverde een relatief groot aandeel aan zeelieden voor VOC-schepen die in de 18de eeuw drie keer per jaar vanuit Delfshaven vertrokken. De bouw en het onderhoud van schepen leverden veel banen op. Voor Delft was de VOC met afstand de grootste werkgever."

Margot Langelaan
Margot Langelaan is adviseur bij de afdeling Kunstcollecties van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en doet daar onderzoek naar sporen van koloniaal verleden. Zij werkte eerder als conservator en directeur in musea en was projectleider van de Art & Architecture Thesaurus. Foto: Margareta Svensson

Margot Langelaan

"In 1631 kocht de Kamer van Delft twee huizen aan de Oude Delft en liet ze verbouwen tot een eigen Oost-Indisch Huis. Aan de achterzijde kwamen pakhuisvleugels, die zich tot aan de stadsmuur uitstrekten. In 1653 verrees aan de overzijde van de Oude Delft het Oost-Indisch Pakhuis dat rond 1700 werd vergroot.

De VOC was voor Delft een belangrijke werkgever. Veel bewoners werkten in de pakhuizen en op de scheepswerven of gingen mee met een lange zeereis. De import van specerijen, zijden stoffen, porselein, thee en andere producten bracht rijkdom in de stad. De taferelen in dit Gesigt van het Oost-indies Pakhuys weerspiegelen dit: in de omgeving van het pakhuis zien we figuren die druk doende zijn met passende bezigheden. Bij een zeilboot worden goederen geladen of gelost. De roeier in zijn bootje vaart ontspannen langs. Op de kade trekt een paard een rijtuig voort. Een wandelend stel met kind maakt het tafereel op de kade compleet.

Deze prent is gemaakt met de etstechniek. Al in de 15de eeuw ontdekte men dat een gepolijste metalen plaat via een chemische behandeling van groeven kon worden voorzien. Met een etsnaald tekent de kunstenaar in de etsgrond de voorstelling. Door verschillende naalden te gebruiken ontstaat variatie in lijndiktes en patronen. Na voltooiing van de tekening op de plaat worden afdrukken op papier gemaakt door het gebruik van een pers. Hierdoor is een ruime oplage en verspreiding mogelijk."

Ets door anonieme tekenaar, Gesigt van het Oost-indies Pakhuys te Delft, tweede kwart 18de eeuw Object AA5682
Anoniem, Gesigt van het Oost-indies Pakhuys te Delft, tweede kwart 18de eeuw