Dolf Henkes (1903-1989), ‘Negerjongen – Curaçao’, 1946
Olieverf op doek, 30 x 25 cm
Objectnummer AB13199
© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, legaat Dolf Henkes
Tirzo Martha
"Geschiedenis wordt tegenwoordig vaak geflankeerd door vele woorden als ‘research’, ‘ons verleden’, ‘bewustzijn’ en dergelijke. Het vak geschiedenis heeft dan ook doelen gesteld voor zichzelf, zoals het kunnen verklaren van hedendaagse verschijnselen. Een geschiedverhaal berust op feiten en perspectieven aangedragen door middel van onderzoek verricht door historici. Opvallend vaak ontbreekt het in de geschiedstukken aan de mens, degene die schrijft en waarover geschreven wordt, zijn gevoelens, doel, betrokkenheid, instelling etc. met betrekking tot wat geschreven is. Het lijkt erop dat men de mens en zijn zintuigen in het geheel vergeten is in deze stukken vanuit een te hedendaagse blik.
Het schilderij ‘Negerjongen – Curaçao’ is een goede weergave van de schilder en zijn beleving op dat moment van de jongen. In plaats van in geschreven woorden wordt er een bron weergegeven via beeld. Ondanks zijn keuze van de titel laat hij meer zien dan alleen inhoud van woorden."
Aspha Bijnaar
"Het is een ‘neger’ en het is een jongen uit Curaçao. Hoe heet de jongen? We zullen het nooit weten. Het schilderij is gemaakt in 1946, 83 jaar nadat Nederland de slavernij afschafte in zijn koloniën, waar Curaçao er een van was. De jongen kijkt je met zijn kwieke ogen vol aan. A penny for his thoughts, maar vast staat dat slavernij voor hem maar één bejaarde geleden was, om te spreken met de onnavolgbare spreuk op een poster van Kroesje uit 2006: “De slavernij is pas twee bejaarden geleden. ”Ongetwijfeld heeft deze jongen een opa of een oma gehad die de slavernij aan den lijve heeft ondervonden. In 2005 interviewde ik in Suriname de 71-jarige Frans die een groot deel van zijn jeugd op de Surinaamse plantage Liefdenshoek had doorgebracht. Daar woonde hij met zijn ouders, ooms, tantes en zijn grootouders. Hij herinnerde zich zijn opa als een lichtbruine, boomlange man die kaarsrecht op zijn benen stond. Hij had een bijzondere herinnering aan de rug van opa. Daar speelden hij en zijn broertjes altijd mee, aaien, strelen, krabben, klimmen. “Maar opa, hoe komt u toch aan dat grote litteken midden op uw rug?”, vroeg hij hem eens. “Mijn lieve kind”, antwoordde opa, “ik was afgeranseld door de meester.” “Maar waarom, wat had je gedaan?”, vroeg de kleinzoon. “Het was slavernij, jongen, zo ging dat in die dagen.” Meer vertelden opa en zijn generatiegenoten uit zichzelf nooit over die tijd. De traditie van het grote zwijgen, het grote vergeten dat zich meteen bij een volk manifesteert na trauma’s als slavernij en oorlog, voltrok zich hier. Het litteken op opa’s rug was Frans echter nooit vergeten."
Nathalie Menke
"De Rotterdamse kunstenaar Dolf Henkes stapte eind 1945 op uitnodiging van zijn Rotterdamse vriend, missiearts en kunstenaar Chris Engels, op de boot naar Curaçao. Reden voor dit bezoek was een opdracht voor een wandschildering in de kapel van het Sint Elisabeth Hospitaal in Otrobanda. Henkes zou tot 1947 op Curaçao blijven.
In zijn levensonderhoud kon Henkes in die periode voorzien, doordat Engels hem introduceerde bij het Curaçaose establishment. Hij kreeg opdrachten voor portretten van de gouverneur en zijn echtgenote, het portret van Pater Hulsman, wandschilderingen op vliegveld Hato en kleurontwerpen voor het interieur van Zeemanshuis Stella Maris.
Na de donkere oorlogsjaren in Rotterdam maakten de kleuren, het licht en het leven van alledag diepe indruk. En evenals in Rotterdam was de gewone mens voor hem een belangrijke inspiratiebron. Dit jongensportret is een van de vele anonieme portretten die Henkes naast werk in opdracht maakte. In dit vrije werk experimenteerde hij met kleur, techniek en vorm.
Henkes bewoog zich op Curaçao tussen de overwegend witte elite die het bestuur, het culturele leven en de economie in handen had, maar had ook oog voor de kleurrijke bevolking. Hij tekende en schilderde beide werelden. Zijn oeuvre is daarmee een getuigenis van de sociale verhoudingen op Curaçao in de tweede helft van de jaren veertig."