Lucebert (1924-1994), ‘Sneeuwneger’, 1974
Olieverf op doek, 100 x 65 cm
Objectnummer AB18703
© Stichting Lucebert
Simone Vermaat
"Lucebert, pseudoniem van Lubertus Swaanswijk, manifesteerde zich eerst als dichter en daarna als beeldend kunstenaar. Voor zowel zijn gedichten als zijn beeldende kunst oogstte hij ruime waardering in binnen- en buitenland. Gedurende zijn werkzame leven wisselden periodes van intensief dichten of schilderen zich af. Tekenen deed hij iedere dag, soms eenvoudig droedelend op de handgeschreven eerste versies van zijn gedichten, maar hij maakte ook ‘gedichttekeningen’. Het schilderen en dichten waren voor hem gescheiden bezigheden, maar de voorstellingen en titels van zijn schilderijen zijn vaak net zo vrij beeldend en associatief als zijn dichtregels. Zijn doeken zijn bevolkt met mythische wezens en fabeldieren met plompe lijven. Eind jaren zestig worden de wezens meer gedrochten en hebben vaak verwrongen of karikaturale trekken, wonderlijke combinaties van fantasie en werkelijkheid, die iets onheilspellends hebben. Het schilderij ‘Sneeuwneger’ met zijn wonderlijke titel en vervreemdende voorstelling is representatief voor zijn werk uit deze periode. Voor Lucebert was, net als voor zijn tijdgenoten, het gebruik van het woord ‘neger’ nog niet beladen. Eerder, in 1959, maakte Lucebert het gedicht ‘Er is een grote norse neger in mij neergedaald’, waarin hij het Nederlandse slavernijverleden adresseert.
Het schilderij is onderdeel van de schenking van ruim 200 schilderijen en 2000 werken op papier die door de Stichting Lucebert in 2006 aan het Rijk is geschonken."
Elmer Kolfin
"In 1974 schilderde Lucebert dit werk van een man met angstig starende ogen in een roodbruin, maskerachtig gezicht en een zotte, gele hoofdtooi, ingesloten door witte scherven tegen een blauwe achtergrond. Hij gaf het zelf een titel: ‘Sneeuwneger’. Als dubbeltalent, dichter en schilder/tekenaar, ging Lucebert niet lichtzinnig om met taal. De titel is vervreemdend en associatief. De combinatie van sneeuw met zwarte mensen verrast. Op dat soort botsingen was Lucebert uit. Het lot van zwarte mensen in een witte wereld raakte hem. Dat hij een woord gebruikte dat destijds gangbaar was, maar nu niet meer, doet daar niets aan af. Zes jaar voordat hij dit schilderij zijn titel gaf, zei hij in een interview: ‘het gaat mij om de negers. Zij zijn in onze wereld kwetsbaar gebleven. Ze krijgen van ons blanken de volle laag. Onbegrijpelijk en schandalig… Ze vertegenwoordigen in onze maatschappij in zekere zin het niets. Ze worden door de blanken tot nar gemaakt.’ Blijkens die rare muts, die gekke titel en de ondertoon van angst dacht hij er in 1974 nog net zo over. Er was dan ook niets gebeurd dat hem anders zou moeten laten denken. Wat dat betreft, is er, ondanks aanpassingen in de taal, nog steeds niet veel veranderd."
Aspha Bijnaar
"Het kost enige moeite om te zien wat je ziet. Een man met een jas. Met zijn armen om zijn lichaam drukt hij zijn jas extra tegen zich aan. Het is koud, het sneeuwt. De weinige zwarten in Nederland kenden de sneeuw voorheen alleen maar uit de lesboekjes uit het thuisland in de voormalige koloniën. Daar kregen kinderen vooral les over het moederland Nederland: ze moesten de namen van alle provincies en belangrijke rivieren uit het hoofd leren. Ze lazen boeken over Miep die hutspot at of over Floris die in de sneeuw speelt. Het moet voor een net geïmmigreerde Surinamer of Antilliaan een vreemde gewaarwording zijn om sneeuw aan den lijve te voelen. Het woord ‘neger’ wordt doorgaans geassocieerd met tropische gebieden als Afrika en het Caraïbisch gebied, met natuur, wildernis, vrolijkheid en danslust. Zowel het woord als de associaties met het woord worden vandaag de dag gezien als achterhaald, kwetsend of denigrerend. Maar in de jaren zeventig van de vorige eeuw waren zulke formuleringen nauwelijks beladen. Dus had Lucebert de vrijheid dit schilderij ‘Sneeuwneger’ te noemen, alsof hij deze tegenstelling wilde vastleggen: een warmbloedige ‘neger’ in het koude kikkerland Nederland."